TERUG NAAR OVERZICHT PUBLICATIES

Menige stichting of vereniging in Nederland geniet inkomsten uit activiteiten die fiscaal kwalificeren als ondernemingsactiviteiten, ook als het gaat om ANBI’s. De ondernemingswinst is dan gebruikelijk belastbaar met vennootschapsbelasting. In verliesjaren verzuimt de Belastingdienst vaak een verliesbeschikking af te geven, hetgeen drastische gevolgen heeft voor de belastingheffing in jaren met winst. Het belang van deze beschikking is groot, aangezien alleen dan verrekening van deze verliezen kan plaatsvinden met de behaalde winsten in de andere jaren.

Het onderkennen van een (statutair) winstoogmerk is van groot belang bij de eventuele kwalificatie van een instelling als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) en/of het bestaan van vennootschapsbelasting- en aangifteplicht. Stichtingen en verenigingen zijn voor de heffing van vennootschapsbelasting gebruikelijk pas aan te merken als ‘ondernemend’ en belastingplichtig, wanneer in een reeks van jaren naar objectieve maatstaven een batig (fiscaal) exploitatieresultaat wordt behaald. De benodigde duurzaamheid bij het behalen van winst, brengt met zich mee dat een stichting of vereniging naar mijn ervaring niet op grond van slechts één winstjaar kan concluderen tot vennootschapsbelastingplicht. Voor bepaalde typen instellingen kunnen uitzonderingen gelden, bijvoorbeeld als deze actief zijn als woningcorporatie of als culturele instelling. Maar regulier zullen activiteiten én de financiële resultaten daaruit gedurende meerdere boekjaren in beschouwing moeten worden genomen. Belangrijk voor non-profit instellingen is om behaalde financiële resultaten duurzaam te monitoren. De impact van verliesjaren voor de vennootschapsbelasting- en aangifteplicht is groot. Het is  noodzakelijk verliezen in voorkomende situaties ook door de Belastingdienst geformaliseerd te krijgen in een beschikking. Dit geldt in het algemeen voor verliezen, maar zeker ook voor verliezen ten gevolge van de huidige coronacrisis. Wat zijn de kansen die verlieslatende activiteiten en de huidige crisis bieden aan ondernemende stichtingen en verenigingen? Hoe benut en realiseert een instelling deze kansen in haar voordeel? Het fiscale belang van verliezen in de vennootschapsbelasting Het reguliere bedrijfsleven streeft naar winst. In dat verband gaat een ondernemer verplichtingen aan vanuit een eenmanszaak of personenvennootschap, waarbij de behaalde resultaten worden belast met inkomstenbelasting. Bij gebruik van rechtspersonen om de onderneming in uit te oefenen, is de ‘besloten vennootschap’ veel voorkomend. Deze rechtspersoon wordt daarbij op grond van de vennootschapsbelasting geacht met haar gehele vermogen een onderneming te drijven. Het ondernemingsresultaat dat daarmee wordt behaald (de fiscale ‘winst’), is regulier onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. In boekjaren waarin geen winst maar een verlies wordt behaald, is de besloten vennootschap onverminderd vennootschapsbelastingplichtig. Er zal dan dus ook een aangifte vennootschapsbelasting worden ingediend. De aanslag over een verliesjaar mist echter praktisch een heffingsgrondslag (deze is ‘nihil’), zodat de besloten vennootschap over dat jaar geen vennootschapsbelasting is verschuldigd aan de Belastingdienst. In een verliesjaar heeft de besloten vennootschap er echter belang bij om haar behaalde verlies ook aan te geven in de aangifte. De Belastingdienst zal dit verlies gebruikelijk vaststellen in een zogeheten ‘verliesbeschikking’, die gelijktijdig met het vaststellen van de ‘nihil’-aanslag wordt afgegeven voor het betreffende boekjaar. Omwille van de wettelijke mogelijkheden tot verliesverrekening kan de besloten vennootschap een geformaliseerd verlies vervolgens verrekenen met in een eerder boekjaar gerealiseerde winst (zogeheten ‘carry-back’ van verliezen). De in dat eerdere jaar verschuldigde vennootschapsbelasting wordt dan alsnog verminderd. Regulier leidt carry-back van verliezen zodoende tot een teruggaaf van vennootschapsbelasting en een welkome aanvulling door ‘s Rijks schatkist op de cash-flow van de onderneming. Als de besloten vennootschap in een voorgaand boekjaar geen fiscale winst heeft behaald, dan kunnen fiscale verliezen effectief niet verrekend en teruggewenteld worden naar het verleden. De fiscale wetgever biedt de besloten vennootschap in dat geval de mogelijkheid om het verrekenbare verlies te verrekenen met toekomstige winsten (ook wel: ‘carry-forward’). Uiteraard moet de besloten vennootschap daartoe wel blijven bestaan en winst gaan maken. Op hoofdlijnen wordt op deze wijze enkel de zuivere gehele fiscale winst van de besloten vennootschap gedurende diens bestaansduur (ook wel: ‘totaalwinst’) in de heffing van vennootschapsbelasting betrokken. Wanneer de gedurende deze bestaansduur gerealiseerde verliezen niet voor verrekening in aanmerking komen, is een onevenwichtige heffing over louter winstjaren het gevolg. Op de theorie dat zuiver de totaalwinst in de heffing van vennootschapsbelasting wordt betrokken, maakt de wetgever overigens stelselmatig inbreuk. Zo zijn carry-back en carry-forward in de wet in de tijd beperkt, hoewel de beperking in voorwaartse verliesverrekening met ingang van 2022 ten einde lijkt te komen, gezien de belastingplannen. Op grond van voornoemde wetssystematiek hebben verliesjaren een financieel belang en ‘waarde’ voor de vennootschapsbelastingplichtige rechtspersoon. Dat geldt voor besloten vennootschappen, maar ook voor stichtingen en verenigingen. Omdat de wetgever voor de mogelijkheid van verliesverrekening aanknoopt bij de formalisatie van een fiscaal verlies in een formele verliesbeschikking, moeten stichtingen en verenigingen daarbij naar mijn ervaring echter waakzaam zijn. Bij jaarlijks sterk fluctuerende exploitatieresultaten worden zij anders enkel in winstjaren in de heffing van vennootschapsbelasting betrokken en blijft de mogelijkheid tot verliesverrekening praktisch een ‘dode letter’. Non-existente verliezen Juist omdat veel instellingen niet primair het behalen van financiële winst ten doel hebben en een maatschappelijk belang op de voorgrond stellen, leert mijn ervaring dat de behaalde exploitatieresultaten van jaar tot jaar sterk kunnen fluctueren. Winstjaren worden dan afgewisseld met verliesjaren, terwijl de begrotingscycli van de instelling veelal een nihil-resultaat als uitgangspunt hebben. In winstjaren zal voor de ondernemende instelling sprake kunnen zijn van vennootschapsbelasting- en aangifteplicht. In verliesjaren legt de Belastingdienst echter normaliter géén nihil-aanslag op met een verliesbeschikking, nu voor de instelling een vrijstelling van toepassing is. De generieke subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen leidt in een dergelijke situatie retrospectief tot een einde aan de vennootschapsbelastingplicht effectief per ultimo van het voorgaande boekjaar. Omdat de Belastingdienst haar basisadministratie vennootschapsbelastingplichtigen naar mijn ervaring niet juist heeft ingericht op dit aspect van de wetgeving, komt het dan in de praktijk toch voor dat de instelling naar aanleiding van haar ingediende aangifte automatisch een verliesbeschikking opgelegd krijgt. Want uiteraard moet de instelling wél een aangifte verzorgen als zij daartoe uitgenodigd is door de Belastingdienst. Het is veelal ook pas op grond van die aangifte dat de instelling zelf weet heeft van (de omvang van) haar fiscale verlies. Zonder expliciete correspondentie en verzoek daartoe, wordt de instelling dan gebruikelijk niet afgevoerd uit de basisadministratie vennootschapsbelastingplichtigen en blijf zij jaarlijks een uitnodiging tot het doen van aangifte ontvangen. Bij fiscale verliezen die niet of ten onrechte in een verliesbeschikking zijn geformaliseerd, heeft een instelling géén recht op verrekening van deze verliezen met eerdere of later winsten. Het idee dat enkel de totaalwinst van de onderneming van de instelling in de heffing moet worden betrokken is naar mijn overtuiging weliswaar sympathiek en theoretisch zuiver, maar helaas niet in lijn met de wijze waarop de fiscale wetgever de doorgaans meer concurrerende en commerciële ondernemingsactiviteiten van instellingen in de heffing van winstbelasting betrekt. Dit idee houdt daarmee een risico in dat zich naar mijn ervaring met name kan manifesteren als het bestaan van ondernemerschap en vennootschapsbelastingplicht door een stichting of vereniging niet is onderkend. Vaak komt dit dan aan de orde naar aanleiding van een controle of boekenonderzoek door de Belastingdienst. Met kennis achteraf van de in de navorderingsperiode door een instelling behaalde exploitatieresultaten én het fiscale wetboek in de hand, kan de Belastingdienst vervolgens de verliesjaren ongemoeid laten en enkel de winstjaren in de heffing betrekken. Een weinig ‘sympathieke’ gang van zaken maar als geen aangifte is ingediend, blijkt het voor de instelling geen sinecure om de behaalde verliezen achteraf in een verliesbeschikking geformaliseerd te krijgen. Meer dan eens is een instelling dan aangewezen op goedgunstigheid van de Belastingdienst om ambtshalve toch vooral de ‘totaalwinst-gedachte’ te laten prevaleren, terwijl de regelgeving daartoe nauwelijks ruimte biedt. Naar mijn ervaring wordt het belang van verliezen voor de vennootschapsbelastingpositie en financiële situatie zodoende door menige instelling te licht ingeschat. Als uitzondering is het voor een instelling soms nog niet te laat om tijdig bij te sturen en een verlies alsnog fiscaal geformaliseerd te krijgen. Een tijdig interventie en tactische betrokkenheid van een financieel specialist zal dan direct van waarde kunnen blijken. Verliezen ten gevolge van coronacrisis De actuele coronacrisis (Covid19) laat ook veel non-profit instellingen niet ongemoeid. De zorgsector dreigt (gedeeltelijk) overbelast te raken terwijl andere sectoren zoals de onderwijs- en de cultuursector niet langer volle (college)zalen trekken. Het winkeltje in een museum of het theatercafé heeft immers ook geen omzet meer. Dat heeft weerslag op de financiële resultaten van deze instellingen in 2020; voorzien wordt dat zij dit jaar in grote getale negatieve resultaten behalen. Een negatief financieel vooruitzicht geldt ook voor andere instellingen, veelal van kleinere omvang, leunend op inzet van arbeid door vrijwilligers en/of fondsenwerving. Wat te denken van de (horeca)exploitatie in de voetbalkantine, bij een studentenvereniging of in het dorpshuis? Of de jaarcongressen van allerhande branche- en beroepsverenigingen, die hooguit nog digitaal doorgang vinden en veel minder sponsorinkomsten opleveren? En uiteraard vinden de evenementen en festivals geen doorgang die tot voorkort jaarlijks werden georganiseerd door speciaal daartoe opgerichte stichtingen. Naar mijn ervaring zijn het juist vaak instellingen met deze initiatieven die latente risico’s lopen in hun vennootschapsbelastingpositie. Verliezen? Kansen! Voor zover de verliezen van de voornoemde instellingen het gevolg zijn van de coronacrisis kunnen ook fiscale kansen ontstaan. Als de verliezen opkomen uit ondernemingsactiviteiten, dan bestaat alle aanleiding om daarvoor een aangifte in te dienen. Juist ook als het bestaan of de omvang van de vennootschapsbelastingplicht van de instelling eerder niet werd onderkend. Allicht zal de Belastingdienst eventuele voorgaande winstjaren ook in de heffing willen betrekken (al dan niet door middel van navordering), maar het verlies uit 2020 en toepassing van een mogelijk in 2019 te vormen ‘coronareserve’ biedt dan ‘wisselgeld’ voor het verleden. Wisselgeld dat in mindering komt op de historische rekening die nog met de Belastingdienst moet worden vereffenend. Wisselgeld ook dat een instelling naar mijn ervaring effectief maar uitsluitend te gelde kan maken door zelf de Belastingdienst actief te benaderen. Blijft de instelling onverminderd passief dan dreigen (corona)verliezen fiscaal non-existent en daarmee zonder waarde te blijven. Het risico op heffing over de voorliggende winstjaren en navordering door de Belastingdienst blijft dan onverminderd in stand. Omdat ’s Rijks schatkist ook in jaren van economische tegenspoed moet worden gevuld, acht ik het een kwestie van tijd tot ook de vennootschapsbelastingpositie van non-profit instellingen nadere aandacht krijgen van de Belastingdienst. Conclusie: ‘never waste a good crisis’ De coronacrisis laat ook non-profit instellingen niet ongemoeid. Het behalen van winst is voor hen weliswaar geen oogmerk, maar wel een zéér relevant middel. Een middel dat bijdraagt om diverse activiteiten te bekostigen (noodzakelijke of extra’s). Ofwel houden verenigingen daarmee bijvoorbeeld hun contributie en de financiële drempel tot het lidmaatschap voldoende laag.  Verrassingen in de fiscale positie van instellingen komen naar mijn ervaring helaas met regelmaat aan de orde. Bijvoorbeeld voor een opvolgend bestuur of penningmeester. Door daarin een actieve houding in te nemen jegens de Belastingdienst én oog te hebben voor de kansen die iedere crisis biedt, kan de materiële impact van fiscale risico’s op de financiële middelen van een instelling beperkt blijven. Mocht u, het bestuur van uw instelling of uw cliënt vragen hebben over de impact en kansen van de coronacrisis voor de bedrijfsvoering en fiscale positie, dan kunt u desgewenst vrijblijvend contact met mij opnemen om deze te verkennen.

Heeft u vragen? Neemt u dan vrijblijvend contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Neem vrijblijvend contact op via onderstaand formulier

Via het contact formulier aanvraag gratis consult kunt u contact opnemen met de auteur van de publicatie. Het contact opnemen is gratis en verplicht u tot niets. De specialist zal zelf aangeven vanaf wanneer de kosten gaan lopen en wat deze kosten zijn. Het beste kunt u de met de specialist afgesproken kosten laten vastleggen in een email of een offerte. Volgens de algemene voorwaarden van dit platform houdt onze dienstverlening daar op. Wij zullen je wel vragen het contact met de specialist te waarderen door middel van een e-mail met daarin 3 vragen. Hoe waardeer je het (professionele) contact met de specialist, hoe waardeer je het contact inhoudelijk op het gebied van kennis van zaken, hoe waardeer je de snelheid van handelen / leveren van de specialist. Deze drie scores houden wij bij op de profielpagina van de specialist in een anomiem gemiddeld cijfer / score voor deze specialist zodat anderen er gebruik van kunnen maken. Wij stellen uw feedback dan ook erg op prijs.

Fleximaal.com meer klanten, beter online krachtiger ondernemen.
Studio Lot Interieur
uitgelicht
Studio Lot Interieur

Mijn missie is om de ruimte waarin je woont en werkt om te toveren tot een inspiratievolle plek, omringd door rust, helemaal passend bij jou.

Studio Lot Interieur

Fleximaal.com de ontbrekende schakel voor bedrijven.

Visitors

13.886

Pages served

1.671.346

Retention

11.5 min

Interactions

1.110

Waarom fleximaal?

Zichtbaar & Vindbaar in Google

Je eigen website hoger in Google door collectieve SEO.

Snellere lancering nieuws

Dagelijks nieuwe content. Hoger in Google.

Extra marketing kanaal

Maandelijks tienduizenden bezoekers. Hoge retentie. Leads via je content.

Laagdrempelig in contact met je doelgroep

Voeg spelvormen (gamification) toe om drempels te verlagen en het eerste contact makkelijker te maken.

Marketing terwijl je werkt voor je klanten

Marketing automatisering voor MKB.

Marketing speeltuin voor ondernemers en marketeers

Wat werkt en wat werkt niet in je marketing, je test het snel met Fleximaal gesprinte marketing.

Competentie management en verbindingsmakelaar

"On the go" leren door modulair maatwerk.

Sneller schakelen workforce

Sneller schakelen, sneller schalen. Vacatures en detachering.

Leeds en projecten

Gaten in je cashflow? Doe mee aan projecten.